Wat heeft voeding nou met de economie te maken? Landbouwecoloog Pablo Tittonell vertelt in 1 minuut dat wat je eet een positieve impact kan hebben op de wereldwijde voedselproblematiek.
Door kieskeuriger te zijn in onze voedselkeuze, maak je zelf het verschil.
De productiecapaciteit van een hectare biologische landbouwgrond is lager dan die in de gangbare, intensieve landbouw. Het gemiddelde verschil is 20 procent. “Voor sommigen is dat een bewijs dat we niet zonder geïndustrialiseerde landbouw kunnen om de groeiende wereldbevolking te voeden”, zegt Tittonell, hoogleraar landbouwecologie in Wageningen. “Maar ik trek precies de tegenovergestelde conclusie.”
“Want dat verschil van 20 procent is eigenlijk opvallend klein. Zeker als je bedenkt dat wereldwijd het overgrote deel van de uitgaven aan landbouwonderzoek naar de reguliere landbouw gaat. Als we meer zouden investeren in het innoveren van biologische landbouwmethoden, is de achterstand in opbrengst om te buigen in een voorsprong. We zouden in moeten zetten op ecologisch intensiveren: het opzetten van intensieve en productieve landbouw, maar dan op een biologische en verantwoorde manier.”
Variatie en verdeling
We produceren op zich genoeg om de wereld te voeden, zegt Tittonell. “Er is echter een probleem als het gaat om de kwaliteit van het voedsel. Een gezonde maaltijd is een gevarieerde maaltijd. Op wereldschaal produceren we echter niet van alle soorten voedsel genoeg om iedere wereldburger van gevarieerd eten te voorzien. Rood vlees bijvoorbeeld wordt in overvloed geproduceerd: bijna zes keer de hoeveelheid die we met z’n allen nodig hebben. Maar groente en vooral fruit, verbouwen we te weinig. Consumenten kunnen, door in de winkel bewust te kiezen, een meer gevarieerde productie stimuleren.”
“Om de wereldbevolking te voeden, is het belangrijk om het voedsel daar te produceren waar het wordt geconsumeerd.”
Pablo Tittonell
Een ander probleem als het gaat om het voeden van de wereld, is de onevenwichtige verdeling van de voedselproductie, zegt Tittonell. “Er is hoge productie in het Westen, en bijvoorbeeld in sommige delen van China. Daar kan de landbouw vaak wel wat minder intensief. Dat spaart het milieu. Anderzijds wordt er te weinig geproduceerd in grote delen van Afrika en Azië. 870 miljoen mensen op aarde zijn ernstig ondervoed.”
Om de wereldbevolking te voeden, is het belangrijk om het voedsel daar te produceren waar het wordt geconsumeerd. Tittonell: “De groei van de voedselproductie moet vooral komen van kleinschalige boeren in ontwikkelingslanden. Lokale productie maakt mensen minder afhankelijk van kwetsbare aanvoerlijnen en stijgende prijzen op de wereldvoedselmarkt. Ontwikkelingslanden zouden ecologische principes kunnen toepassen. Daarmee garanderen ze een gezond landbouwsysteem dat ‘eeuwig’ mee kan, en dat de bodem en het ecosysteem versterkt in plaats van uitput.”
CV PABLO TITTONELL
Professor Pablo Tittonell is voorzitter van de onderzoeksgroep Farming Systems Ecology aan de Wageningen Universiteit. Hij doet onderzoek naar de ontwikkeling van ecologische landbouwmethoden. De Argentijn studeerde aan de universiteit van Montpellier. Daar is hij ook gastdocent.
Gezonde bodem
Verder gaan op de weg van de reguliere, intensieve landbouw is op langere termijn onhoudbaar, meent Tittonell. “Er wordt veel kunstmest gebruikt in de reguliere landbouw. Voor de productie daarvan zijn fossiele brandstoffen nodig, zoals olie. De voorraden daarvan zijn eindig. Het is dus een doodlopende weg om landbouw te bedrijven die afhankelijk is van die fossiele brandstoffen.”
Bovendien pleegt kunstmest een grote aanslag op de bodemkwaliteit. Terwijl juist een gezonde bodem onmisbaar is bij het garanderen van de toekomstige voedselvoorziening. Een veerkrachtige bodem is gevarieerd in samenstelling, en bevat organisch materiaal. Daarmee is de bodem onder meer in staat om water vast te houden, en droge periodes op te vangen.”
Juist de biologische landbouw versterkt de bodemstructuur, door gebruik van compost en dierlijke mest. Tittonell: “Als je daarentegen veel kunstmest gebruikt, werk je tegen de natuur in. Op lange termijn blijft er een schrale en weinig productieve grond over. Van zo’n negatieve ontwikkeling is in de biologische landbouw geen sprake. Integendeel.”
Want biologische landbouw maakt gebruik van de kracht van de natuur. Tittonell: “Bijvoorbeeld door aan akkerranden wilde planten te laten groeien. Ze trekken insecten aan, die zich voeden met parasieten. Ziekten in landbouwgewassen krijgen daardoor vaak geen kans. Het is ziektebestrijding zonder de milieuvervuilende pesticiden uit de gangbare landbouw. Zoals dat ook in de natuur gebeurt. We kunnen de aanwezigheid van nuttige insecten stimuleren door landschappen zodanig in te richten dat ze extra aantrekkelijk voor ze worden. Dat kan bijvoorbeeld door te kiezen voor de juiste plantensamenstelling op de stukken grond die tussen akkers en weiden in liggen.”
Versterken van de bodemstructuur en ziektebestrijding door insecten, zijn maar twee voorbeelden van de manier waarop de biologische landbouw met de natuur meewerkt. Tittonell: “Als het gaat om het garanderen van de toekomstige voedselvoorziening, is dat echt de enige weg vooruit.”