“Een kleine eetbare tuin met vaste planten” is een boek om van te smullen. Het is mooi uitgegeven, met veel tekst en foto’s, en toch compact en handzaam. Een aanrader voor iedereen die meer wil weten over eetbare planten en de aanleg van een kleine stadstuin.

In een bijlage zijn meer dan 200 planten beschreven, die eetbaar zijn. Meer dan 200 soorten! Om daaruit te kiezen valt nog niet mee. Dan moet je goed in de teksten en afbeeldingen duiken. Maar daar nodigt dit boek ook toe uit. Je moet zelf gaan studeren en handelen. Madelon schreef het boek vanuit de uitgangspunten van perma-cultuur, permanente agriculuur. Daarmee moet je nadenken over de plantenkeuze in relatie tot bodem, water, zon en wind, en over het terug op je perceel brengen van het waardevol groenafval, het maken van compost, dripsystemen en de mogelijkheden om de eetbare producten te verwerken en bewaren. Het boek geeft daarvoor veel bruikbare tips.

Voordat voorbeeldtuinen worden behandeld, wordt een korte schets gegeven van de ontwikkeling van de tuin in de geschiedenis, zoals de Paradijstuin en de Compagnietuin. Daarna volgen voorbeelden voor de aanleg en inrichting van kleine tuinen in de stad, zoals bijvoorbeeld voor een tuin met “voedselbos”op 36 vierkante meter, een Haagse en Amsterdamse stadstuin van 48 en 30 m2, een exotische ommuurde tuin van 36 m2, een kruidentuin op een dakterras van een 12 m2, en een klein boerenerf op een balkon van 6 m2.

Met originele tekeningen voor de tuinontwerpen, toelichtende teksten en foto’s van planten worden de voorbeeldtuinen goed geïllustreerd. Bijzonder is ook de wijze waarop Madelon aandacht schenkt aan de aanleg van specifieke bouwsels als een wormtoren, een compostkist, en hulpmiddelen voor het verticaal tuinieren Bouwsels die behulpzaam zijn bij het ontwerpen van een milieuvriendelijk tuin, waarin niet alleen plaats is voor mensen en planten, maar ook voor kleine dieren zoals zangvogels en vlinders.

Interessant is de zorgvuldige wijze waarop Madelon aandacht besteed aan het gereedmaken en het omgaan met de grond, waarin de planten moeten groeien. Zij beschrijft de soorten grond, de zuurgraad, de droogtegevoeligheid, en het selectief kiezen van potgrond en toedienen van meststoffen voor de bodemverbetering. Ditzelfde geldt ook voor de behandeling van de klimaatfactoren zon/schaduw, wind/luwte en droog/vochtig. Daaruit blijkt dat ze met veel zelfstudie een grote vakkennis heeft opgebouwd, ook al omdat ze de behandelde stof goed in tekeningen weet uit te drukken.

Al met al, een zeer welkome aanvulling van de literatuur voor de aanleg van kleine tuinen in de stad. En een stimulans voor het weer zelf aandacht gaan besteden aan het kweken en consumeren van gezond geproduceerde vruchten en planten. Hier is ook een compliment voor de uitgever KNNV op zijn plaats, die dat dit boek goed verzorgd en voor een betaalbare prijs heeft weten uit te geven.

Alles bij elkaar is dit een boekje om van te smullen.

Frans Maas, emeritus – hoogleraar Landschapsarchitectuur TU Delft