“Ik wist het wel, maar ik moest het met eigen ogen zien: stop een minuscuul zaadje in de grond, laat zon en regen z’n werk doen en het wonder geschiedt: er groeit vanzelf eten. De kringloop van het leven die je van zo dichtbij meemaakt. Niets gaat er verloren en ieder jaar herrijst het plantenleven als een groene feniks uit de donkere aarde. Magistraal!”

Door Wilma Mulder

In 2010 liepen mijn man en ik met ons zoontje over een grote plaat zand. Met veel verbeeldingskracht stelden we ons voor hoe later, precies op dat ene stukje, ons huis zou staan. We liepen door het gele zand en waanden ons al in de woonkamer met eetkeuken, zagen voor ons hoe we het meubilair gingen plaatsen tussen nog te verrijzen muren.

Altijd als we naar ons toekomstige huis gingen kijken, staken we ook even de weg over naar het prachtige stukje Arnhem dat, terecht, zo vaak wordt vergeleken met Franse of Italiaanse landschappen. Een glooiend stuk land, een rustiek wit boerderijtje, vee dat dromerig graast in weilanden die aan het bos grenzen, en een bonte lappendeken van volkstuintjes. Toen we het koopcontract van ons huis tekenden, schreven we ons ook meteen in voor zo’n volkstuin en daarmee kwamen er twee dromen binnen bereik; dat mooie huis aan de rand van de stad, en een lap grond om groene vingers te gaan kweken.

Zoals dat wel vaker gaat in het leven, krijg je de mooiste cadeaus als je er eigenlijk nog niet helemaal klaar voor bent. Want begin 2012, een maand voordat we ons nieuwe huis konden betrekken, kwam er plotseling een volkstuin vrij. Uitstellen was geen optie, voor je het weet sta je dan weer een jaar of langer op de wachtlijst, want een eigen tuin is een populair bezit geworden! We accepteerden de 250 vierkante meter zwaar verwaarloosde tuin in enthousiaste onwetendheid en wisselden flink spitten af met verven, vloeren leggen en inrichten.

Twee stukken grond; een berg bouwzand en een stuk moestuin, wat zijn die stukken grond belangrijk voor ons geworden. De bodem van ons bestaan. Ons huis is het domein waar we wonen en waar ik mijn studio heb, waar onze zoon zó naar buiten stapt om met vriendjes te spelen, een huis gelegen in een klein parkje waar auto’s geen toegang hebben en waar de gezamenlijke binnentuin uitnodigt om lekker in het gras te gaan liggen. En onze volkstuin is ons kleine paradijs, op nog geen 10 minuten lopen afstand, waar wij ieder seizoen vol goede moed de strijd tegen het onkruid aangaan en elk jaar meer eten uit de grond weten te halen. Trots voel ik me, heel erg trots als ik maaltijden bereid die vrijwel geheel uit éigen opbrengst bestaan. En dat het hele jaar rond, want de pompoenen, pastinaken, spruiten, eeuwig moes, postelein en boerenkool zijn zo’n beetje te gebruiken totdat raapsteeltjes en andere vroege groentes alweer klaar staan.

Ik wist het wel, maar ik moest het met eigen ogen zien: stop een minuscuul zaadje in de grond, laat zon en regen z’n werk doen en het wonder geschiedt: er groeit vanzelf eten. De kringloop van het leven die je van zo dichtbij meemaakt, is te vergelijken met een spirituele openbaring. Zaadje in de grond, plantje groot, plantje opeten, plantjesresten op de composthoop, compost weer door tuin schoffelen. Er gaat niets verloren en ieder jaar herrijst het plantenleven als een groene feniks uit de donkere aarde. Magistraal.

Tijdens het jaar van de bodem is het goed om je ten volle te laten doordringen van het belang van een gezonde bodem. En dat gaat over meer dan alleen een laag aarde. Een goede bodem hebben betekent dat je zelf kunt aarden, wortelen, groeien en bloeien. Dat je in contact bent met het leven zelf, dat je voelt welke verantwoordelijkheid je hebt voor het gezond houden van je basis en dat je kunt genieten van de rijkdom die een vruchtbare bodem je kan geven.

Deze column van Wilma Mulder verscheen in Bodem, een vaktijdschrift over duurzaam bodembeheer. Download hier het originele bestand.